Een ander pantoffeldiertje met genotype RrTt , waarbij de allelen R en t gekoppeld zijn, ondergaat het hierboven beschreven proces. Er wordt van uitgegaan dat bij één op de tien meioses een enkelvoudige crossing-over tussen de genoemde allelen optreedt.
Hoe groot is de kans dat een diploíde kern die dan ontstaat, het genotype rrtt heeft ?