Background image

terug

Vraag 31

De aardappelstaafjes die in de saccharose-oplossingen van 0,45 mol en 0,6 mol per liter hebben gelegen, hebben water verloren. Over de cellen in deze staafjes worden drie uitspraken gedaan:
1 de aardappelcellen in oplossingen van 0,45 en 0,6 mol saccharose per liter hebben evenveel water afgegeven,
2 de aardappelcellen in een oplossing van 0,6 mol saccharose per liter hebben meer water afgegeven dan de aardappelcellen in een oplossing van 0,45 mol saccharose per liter,
3 het kan niet uit het diagram worden afgeleid of de aardappelcellen in het ene staafje meer of minder water hebben afgegeven dan de aardappelcellen in het andere staafje of dat de cellen in beide staafjes evenveel water hebben afgegeven.

Welke uitspraak is juist?

terug

Bijlage(n)

Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.

Bijlage: Stevigheid