Background image

terug

Vraag 18

In het lichaam van zoogdieren komen bepaalde typen witte bloedcellen voor die nauw betrokken zijn bij de afstoting van getransplanteerde organen. Bij de afstoting werkt het getransplanteerde orgaan als antigeen.
In een experiment worden pasgeboren muizen van stam P uit dezelfde worp in twee groepen verdeeld:
- groep 1 krijgt geen inspuiting,
- groep 2 wordt ingespoten met levercellen van volwassen muizen van stam Q.
Zodra de muizen uit groep 1 en groep 2 volwassen zijn, wordt er bij alle muizen een stukje huid van de muizen van stam Q getransplanteerd.
Het experiment en de resultaten ervan zijn weergegeven in afbeelding.

Uit deze resultaten worden drie conclusies getrokken.
1 Door de inspuiting met levercellen van stam Q vlak na de geboorte werken de huideiwitten van stam Q niet als antigenen bij stam P.
2 De inspuiting met levercellen van stam Q vlak na de geboorte heeft tot gevolg dat er bij de ingespoten muizen van groep 2 van stam P geen antistofproduktie meer kan plaatsvinden bij infectieziekten.
3 Door de inspuiting met levercellen van stam Q vlak na de geboorte verkrijgen muizen van stam P dezelfde immuniteit tegen antigenen als de muizen van stam Q hebben.

Welke conclusie is of welke conclusies zijn juist op grond van deze resultaten?