Het accommoderen van de ogen gebeurt bij verschillende diergroepen anders dan bij de mens.
Bij amfibieën kan de lens door spieren naar de voorkant van het oog getrokken worden; de afstand lens -netvlies wordt dan groter.
Bij beenvissen kan de lens door spieren in de richting van het net vlies getrokken worden; de afstand lens -netvlies wordt dan kleiner.
Bij sommige reptielen wordt de lens door een kringspier omsloten ; bij samentrekking van die spier wordt de lens boller.
De ogen van deze diergroepen zijn verder ongeveer gelijk aan die van de mens.
Wanneer de bovengenoemde spieren ontspannen zijn , bij welke van de genoemde diergroepen zijn de ogen dan op nabij ingesteld?