De intensiteit van de werking van verschillende organen wordt voortdurend gecoördineerd.
Na een maaltijd verandert niet alleen de activiteit van de organen van het verteringsstelsel,
maar ook die van het ademhalingsstelsel en die van de totale bloedsomloop.
In de uitwerkbijlage zijn het vegetatieve zenuwstelsel en drie organen in een schema
weergegeven.
Geef aan welke regulatie plaatsvindt ten aanzien van het spierweefsel van deze organen bij
een persoon in rust, vlak na een maaltijd. Doe dit als volgt:
- Teken drie pijlen die aangeven dat de activiteit van deze organen via zenuwbanen
geregeld wordt.
- Geef bij elk van de drie pijlen aan of het parasympatische (P) of orthosympatische (O)
zenuwen betreft die dan actief zijn.
- Geef door middel van een plusteken of minteken bij elke pijl aan of de activiteit van het
spierweefsel van het orgaan gestimuleerd dan wel geremd wordt.