Er zijn essentiële en niet-essentiële aminozuren.
Essentiële aminozuren moeten in de voeding voorkomen;
niet-essentiële aminozuren kunnen in het lichaam worden
gesynthetiseerd.
De eiwitkwaliteit van de voeding wordt vooral bepaald door de
aanwezigheid van essentiële aminozuren. Een eiwit waarin alle
essentiële en niet-essentiële aminozuren in voldoende
mate voorkomen en in een onderlinge verhouding die weinig afwijkt
van de aminozuursamenstelling van het lichaamseiwit, noemt men een
eiwit met een hoge biologische waarde (BW).
Onder de tienduizenden erfelijke afwijkingen die bij de mens kunnen
voorkomen, bevinden zich eiwitstofwisselingsziekten. Bij
één van deze ziekten ontbreekt de synthese van een
niet-essentieel aminozuur. Deze afwijking komt bij
één op de 40.000 mensen voor.
Zij zijn homozygoot (gg) voor het gen dat de ziekte
veroorzaakt.
Hoe groot is dan de frequentie van het gen g?