Een leerling heeft toestemming om de zwerfkattenpopulatie in een
bepaalde wijk (een gebied van ca. 300 bij 1800 meter) te
onderzoeken. Hij plaatst op vier willekeurige plaatsen in de wijk
vangkooien met lokaas. Hij plaatst de kooien op een zondag van 9
tot 21 uur.
Om het uur controleert hij de kooien. In totaal vangt hij 18
verschillende katten. Hij merkt de gevangen katten en laat iedere
kat die dag na 21 uur weer los. De volgende zondag herhaalt hij
deze opzet. Dan vangt hij 16 verschillende katten waarvan er twee
gemerkt zijn.
Op grond van deze gegevens maakt hij een voorlopige schatting van
het aantal katten in deze wijk uitgaande van de volgende
aannames: