Background image

terug

Vraag 9

Er zijn kinderen, de 'snotteraars', die vaak last hebben van infecties van de bovenste luchtwegen. Deze infecties worden veroorzaakt door ziekteverwekkende bacteriën (pneumokokken). De gevoeligheid voor deze infectie hangt samen met de aard van de receptor, de Fc-receptor, op de macrofagen die het kind vormt. Van deze receptor bestaan twee varianten: op plaats 131 van het receptoreiwitmolecuul kan zich het aminozuur histidine (H131) of het aminozuur arginine (R131) bevinden. Het receptoreiwit H131 wordt gevormd als het gen EH in de cellen aanwezig is. In aanwezigheid van het gen ER wordt het receptoreiwit R131 gevormd. Beide genen komen tegelijkertijd tot expressie.
Van een groep snotteraars en van een populatie waarvan deze groep deel uitmaakt, werd het genotype voor deze receptoreiwitten bepaald. De resultaten zijn weergegeven in onderstaaande tabel.
Deze populatie voldoet niet aan de Hardy-Weinberg regel.

genotype frequentie bij snotteraars (in %) frequentie in totale populatie (in %)
EHEH 12 32
EHER 58 53
ERER 30 15

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het optreden van de infecties bij snotteraars samenhangt met het genotype.

Welk van de receptoreiwitten H131 en R131 geeft de meeste bescherming tegen een pneumokokkeninfectie?
En welk van de genotypen EHEH, EHER en ERER moet een kind hebben om macrofagen met Fc-receptoren te kunnen produceren die de meeste bescherming bieden?

    receptoreiwit     genotype
1. H131 EHEH
2. H131 EHER
3. H131 ERER
4. R131 EHEH
5. R131 EHER
6. R131 ERER