Background image

terug

Vraag 1

Vanwege de uitdaging die hij vormt voor sportvissers, werd in 1867 de beekforel (Salmo trutta) vanuit Engeland in de Nieuw-Zeelandse viswateren geïntroduceerd.
Deze beekforel heeft zich op eigen kracht verspreid over een aantal beken, rivieren en meren. Daarbij verdwenen inheemse vissen van het genus Galaxias.
Om te bepalen wat de invloed van deze introductie op Nieuw-Zeelandse ongewervelden is, werd een ecologisch onderzoek gedaan in beken met beekforel en in beken met de inheemse Galaxias. Zowel de beekforel als Galaxias eten nymfen (larven) van eendagsvliegen van het genus Deleatidium.
Deze nymfen begrazen microscopisch kleine algen op de stenen bedding van de beek, maar kunnen zich tussen de keien verschuilen.

In drie proefopstellingen werden de grazende nymfen geteld op een bedding met keien in respectievelijk stromend water zonder vis (1), stromend water met Galaxias vissen (2) en stromend water met beekforellen (3). Het aantal Deleatidium nymfen was bij aanvang in alle drie proefopstellingen gelijk en de vissen konden niet bij de nymfen komen.
In onderstaand diagram zijn de resultaten van dit experiment weergegeven.



Welke twee conclusies kun je trekken uit de resultaten van het hierboven beschreven experiment?