Background image

terug

Vraag 10

Het MHC-II (HLA-II) in membranen van antigeenpresenterende cellen komt bij coeliakiepatiënten sterk overeen. Bijna iedereen die coeliakie heeft, heeft type HLA-type DQ2 of HLA-type DQ8.
Andersom is het niet zo dat iedereen met een van deze HLA-types ook automatisch coeliakie krijgt. Veertig procent van de Nederlanders bezit een van deze HLA-types en slechts één procent krijgt coeliakie.
Als verklaring hiervoor worden de volgende beweringen gedaan:

  1. Andere genen (waardoor bijvoorbeeld het immuunsysteem wordt afgeremd) spelen ook een rol;
  2. Bij sommige mensen is de darm meer permeabel, waardoor er meer gliadine in het weefsel binnendringt;
  3. Sommige mensen worden door hun eetgewoonten nauwelijks blootgesteld aan gluten;
  4. Het enzym tTG is niet bij iedereen even actief.

Welke van deze beweringen kan of welke kunnen een verklaring zijn voor het feit dat niet iedereen met de genoemde HLA-types coeliakie krijgt?
Schrijf de nummers 1 tot en met 4 onder elkaar op je antwoordblad en noteer bij elk nummer of de bewering wel of niet een mogelijke verklaring is.