Het genconstruct werd rechtstreeks geïnjecteerd in één van de nog niet
samengesmolten kernen van zojuist bevruchte muizeneicellen.
Deze eicellen werden na een aantal delingen in de baarmoeder van
draagmoedermuizen geplaatst.
Na de geboorte werden de jonge muizen getest: bij een klein aantal was
het gen succesvol in het genoom opgenomen.
Met twee muizen waarin het gen het meest tot expressie kwam, is verder
gefokt om een homozygote lijn te verkrijgen met een extra grote PEPCK-activiteit.
Deze twee muizen worden aangeduid met C+C-D-D- en
C-C-D+D-. C en D zijn loci op twee verschillende chromosomen en het
opgenomen genconstruct is met een plusje aangegeven.
In welke generatie nakomelingen van dit deels heterozygote muizenpaar komen voor het eerst nakomelingen voor die homozygoot zijn voor het opgenomen genconstruct?