In de figuren 1 en 2 zijn de twee cirkels en het lijnstuk AB getekend voor
de tijdstippen t = 0 en t = 2.
figuur 1 en 2
Op de tijdstippen waarop B zich op de x-as bevindt, bevindt A zich op de
lijn met vergelijking y = x of op de lijn met vergelijking y = −x.
Bewijs dit.