Gegeven zijn een cirkel met middelpunt M en een lijnstuk AB buiten de cirkel. De lijn door A en B snijdt de cirkel niet. Punten P en Q worden zodanig op de cirkel gekozen dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Bewijs dat ABSR een koordenvierhoek is. Je kunt hierbij gebruikmaken van de figuur op de uitwerkbijlage.