In een rechthoek van 20 bij 30 liggen drie vierkanten:
A linksonder, B rechtsonder en C rechtsboven.
Van elk vierkant valt een van de hoekpunten samen met een van de hoekpunten van de rechthoek.
A en B liggen tegen elkaar aan, en B en C ook. Het deel van de rechthoek dat niet bedekt is door de vierkanten noemen we D. Zie eerste onderstaande figuur.
Als de lengte van de zijde van vierkant A gekozen is, liggen de afmetingen van de delen B, C en D vast.
De lengte van de zijde van vierkant A noemen we x. In onderstaande figuur is voor x = 13,5 van elk deel de oppervlakte aangegeven.
Er is een waarde van x waarvoor de oppervlakte van D maximaal is.
Bereken exact deze waarde van x.