Gegeven zijn de lijnen k en m en een punt A. Zie figuur 2. In de volgende vraag zoeken we een gelijkzijdige driehoek waarvan A één van de hoekpunten is, waarvan een ander hoekpunt op k ligt en waarvan het derde hoekpunt op m ligt. Daartoe tekenen we eerst de gelijkzijdige driehoek ABC waarbij B en C beide op k liggen. Zie figuur 3. Teken in de figuur op de uitwerkbijlage een gelijkzijdige driehoek AKM, waarbij K op k ligt en M op m. Licht je werkwijze toe. |
|