Van piramide T.ABCD met hoogte 8 is het grondvlak. ABCD een vierkant met zijde 12.
Deze piramide is in de figuren 2 en 3 en op de bijlage getekend.
F is het snijpunt van AC en BD. Op lijnstuk DB ligt een punt K zo dat DK : KB = 1 : 2. K is de loodrechte projectie van T op het vlak. ABCD. Een bol gaat door alle hoekpunten van de piramide. Toon aan dat F het middelpunt van de bol is. |