Een studente wil in haar scriptie 'Amsterdam in 1870' onder andere aandacht geven aan de zuigelingensterfte. Zij vermoedt dat de sterftekans in 1870 voor nuljarige meisjes in Amsterdam door de toenmalige slechte leefomstandigheden aldaar hoger geweest moet zijn dan 0,1885. Zij neemt een aselecte steekproef uit het bevolkingsregister van Amsterdam van 200 meisjes die daar in 1870 werden geboren. In deze steekproef zijn 46 meisjes voor het bereiken van de éénjarige leeftijd overleden. Op grond van dit resultaat concludeert zij bij een significantieniveau van 5% dat haar vermoeden juist is.
Onderzoek of deze conclusie correct is.