Background image

terug

Vraag 14

Els is laborante op een bacteriologisch laboratorium. Zij moet vaak met behulp van een microscoop tellingen verrichten in een weefselkweek. Dat tellen moet zeer nauwkeurig gebeuren. Als Els door de telefoon of door een collega uit haar concentratie wordt gehaald, moet ze van voren af aan met tellen beginnen.

Voor het bestuderen van deze en overeenkomstige situaties stellen we binnen deze opgave een model op. Daarbij maken we twee veronderstellingen. Allereerst veronderstellen we:

(a) Elke storing eindigt aan het eind van de minuut waarin hij begon.

In onderstaande figuur is schematisch een situatie weergegeven waarin Els 13 minuten nodig had voor een telling die zonder storingen 5 minuten zou hebben geduurd. In de derde, vierde en achtste minuut trad een storing op. Aan het begin van de vierde, vijfde en negende minuut was Els dus weer van voren af aan begonnen. Alleen de laatste keer kon zij de telling zonder storingen voltooien.
De totale tijd tot het einde van de succesvolle telling noemen we de totale teltijd (T).

figuur

Het is voorgekomen dat de totale teltijd van Els uitkwam op 25 minuten voor een telling die zonder storingen 8 minuten zou hebben geduurd.

Hoeveel storingen heeft Els bij die telling minimaal gehad? Licht het antwoord toe.