Zowel bij het dribbelen als bij het schieten is het belangrijk dat de bal goed opgepompt is.
Aan wedstrijdballen stelt de basketbalbond onder andere de volgende eis:
De bal moet met lucht zodanig opgepompt zijn dat, wanneer men hem van een hoogte van 180 cm, gemeten vanafde onderzijde van de bal, laat vallen op een stevige houten vloer, hij opkomt tot een hoogte tussen 120 cm en 140 cm, gemeten vanaf de bovenzijde van de bal. |
Toon aan dat de maximale hoogte die de onderzijde van de bal na beide keren stuiten bereikt, exponentieel afneemt. (De omtrek van een cirkel met straal r is gelijk aan 2πr.)