Background image

terug

Vraag 8

Op een VWO-school wordt in 1986, vlak voor de zomervakantie, onderstaande matrix gemaakt.
Hieruit is af te lezen hoeveel leerlingen van elk leerjaar bevorderd worden, hoeveel doubleren,
hoeveel van school gaan (naar elders) en hoeveel nieuwe leerlingen op school komen (van elders).
Ook leerlingen van leerjaar 6 tellen mee tot het eind van het schooljaar. Van leerlingen die van elders (el) komen,
kan men niet aflezen of ze al dan niet bevorderd zijn. De leerlingen die naar elders gaan,
zijn onderverdeeld in leerlingen die wel bevord erd of geslaagd zijn (el+) en leerlingen die niet bevorderd of geslaagd zijn (el-).

Voorbeeld: van leerjaar 3 worden 160 leerlingen bevorderd, waarvan er 4 de school verlaten;
27 leerlingen worden niet bevorderd, hiervan verlaten er 19 de school.
Daarom vergelijkt hij 20 cijfers uit het tweede tijdvak met de bijbehorende cijfers uit het eerste tijdvak.

tijdv. 14,75,23,85,54,62,43,94,65,35,44,64,25,93,94,05,15,45,36,55,8
tijdv. 24,95,33,75,86,22,74,85,95,26,76,24,16,54,75,65,07,35,16,46,7
d. Onderzoek of er bij een significantieniveau* van 5%voldoende reden is aan te nemen dat in het tweede tijdvak betere resultaten worden geboekt dan in het eerste tijdvak.
* significantieniveau = onbetrouwbaarheidsdrempel