Background image

terug

Vraag 14

Een verkeersagent krijgt de opdracht om op de kruispunten 1, 2, 3, 4 en 5 dienst te doen.
Op elk kruispunt oefent hij zijn dienst tenminste één uur uit.
Aan het einde van zo'n uur stelt hij vast op welk kruispunt hij het eerstvolgende dienstuur zal zijn.
Dat kan of een naburig kruispunt of hetzelfde kruispunt zijn.
Om te voorkomen dat hij volgens een vast patroon zijn aandacht over de vijf kruispunten verdeelt, laat hij zijn keus door het toeval bepalen;
daarbij heeft elk van de mogelijkheden evenveel kans.
Als hij bijvoorbeeld een uur op punt 2 is geweest, dan heeft hij de kans ⅓ om het volgende uur op punt 3, ⅓ om op punt 1 en ⅓ om weer op punt 2 te zijn.
Om 10.00 uur gaat de agent naar kruis punt 5.
Hoe groot is de kans dat hij van 12.00 tot 13.00 uur op punt 3 zijn dienst uitoefent?