Een groot deel van Zuidwest-Nederland moet door dijken tegen de zee worden
beschermd.Tot in de jaren veertig liet men zich bij het bepalen van de vereiste hoogte
van een dijk leiden door de hoogste waargenomen waterstand tot dan toe, in de
verwachting dat het water nooit hoger zou komen. De watersnoodramp van 1953
heeft laten zien hoe funest deze benadering was. Het water kwam toen zo hoog dat
grote delen van Zuidwest-Nederland overstroomden. Meer dan 1800 mensen
verdronken. De kort daarna ingestelde Deltacommissie moest onder andere een
antwoord zien te vinden op de vraag welke dijkhoogte voldoende veiligheid zou
bieden. Het Mathematisch Centrum te Amsterdam kreeg de opdracht een statistisch
onderzoek uit te voeren.
In Hoek van Holland waren sinds 1 januari 1888 alle hoogwaterstanden geregistreerd.
Ten tijde van het onderzoek kon men beschikken over deze hoogwaterstanden tot en
met 31 december 1956.
Een hoogwaterstand is de hoogste waterstand gedurende een eb-en-vloed-periode.
Zo’n periode duurt 12 uur en 25 minuten.
Bereken hoe vaak er een hoogwaterstand in de periode van 1888 tot en met 1956 in
Hoek van Holland geregistreerd is. Ga uit van jaren van gemiddeld 365,25 dagen.