De eigenaar van de supermarkt wil niet te veel tegoedbonnen weggeven. Daarom
onderzoekt hij of een andere verdeling van de afbeeldingen over de krasloten gunstiger is.
Hij gaat er daarbij van uit dat de vogelverschrikker met een kans k op de krasloten
voorkomt en de overige drie afbeeldingen elk met een kans (1/3) - (1/3)k. Daarmee kan hij
uitrekenen hoe groot de kans is dat een klant met twee krasloten een tegoedbon wint. Die
kans is gelijk aan:
P(tegoedbon met twee krasloten) = 1(1/3)k² - (2/3)k + (1/3)
Toon aan dat de formule voor P(tegoedbon met twee krasloten) juist is.