Background image

terug

Vraag 18

In de atletiek kent men verschillende onderdelen. De ene atleet is goed in hardlopen, de andere atleet in hoogspringen of speerwerpen. Iemand die de 100 meter binnen de 11 seconden loopt is een goede sprinter, terwijl iemand die met een polsstok hoger springt dan 5 meter een goede polsstokhoogspringer is. Men kan zich afvragen wie van de twee de betere atleet is. Om prestaties bij verschillende atletiekonderdelen te kunnen vergelijken, hanteert de Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie (KNAU) een puntensysteem. Met dit systeem worden sportprestaties omgerekend tot een aantal punten met behulp van verschillende formules. Vanzelfsprekend hoort bij een betere prestatie een groter aantal punten. Zie de volgende tabel.

KNAU-puntensysteem voor mannen

soort sportformuleonderdeelab
loop-
nummers
P = a / t - b100 meter295501881,5
200 meter52611,41547,1
400 meter1119601433,5
800 meter2485441323,2
1500 meter489971,41224,7
3000 meter10773001234,9
spring-
nummers
P = a√(r) - bhoogspringen24402593,5
verspringen1094,42075,3
hinkstapsprong762,92074,5
polsstokhoogspringen10401272,5
werp-
nummers
P = √(r) - bkogelstoten462,51001,8
werp- discuswerpen249,8893,5
speerwerpen190,2711,3

Voor vrouwen hanteert de KNAU een vergelijkbare tabel.

In bovenstaande tabel lezen we af dat voor hardlopen het behaalde aantal punten P wordt berekend met de formule P = a / t - b. Hierbij is t de tijd in seconden die de atleet nodig heeft om de afstand te lopen. De getallen a en b worden afgelezen in de betreffende kolommen.

Als een man de 100 meter in 10,70 seconden loopt, dan heeft hij daarmee 880,2 punten behaald.
Bereken hoeveel seconden, in 2 decimalen nauwkeurig, een man over de 400 meter moet doen om ook 880,2 punten te behalen.