In de atletiek kent men verschillende onderdelen. De ene atleet is goed in hardlopen, de
andere atleet in hoogspringen of speerwerpen. Iemand die de 100 meter binnen de
11 seconden loopt is een goede sprinter, terwijl iemand die met een polsstok hoger springt
dan 5 meter een goede polsstokhoogspringer is. Men kan zich afvragen wie van de twee de
betere atleet is. Om prestaties bij verschillende atletiekonderdelen te kunnen vergelijken,
hanteert de Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie (KNAU) een puntensysteem. Met dit
systeem worden sportprestaties omgerekend tot een aantal punten met behulp van
verschillende formules. Vanzelfsprekend hoort bij een betere prestatie een groter aantal
punten. Zie de volgende tabel.
KNAU-puntensysteem voor mannen
soort sport | formule | onderdeel | a | b |
loop- nummers | P = a / t - b | 100 meter | 29550 | 1881,5 |
200 meter | 52611,4 | 1547,1 | ||
400 meter | 111960 | 1433,5 | ||
800 meter | 248544 | 1323,2 | ||
1500 meter | 489971,4 | 1224,7 | ||
3000 meter | 1077300 | 1234,9 | ||
spring- nummers | P = a√(r) - b | hoogspringen | 2440 | 2593,5 |
verspringen | 1094,4 | 2075,3 | ||
hinkstapsprong | 762,9 | 2074,5 | ||
polsstokhoogspringen | 1040 | 1272,5 | ||
werp- nummers | P = √(r) - b | kogelstoten | 462,5 | 1001,8 |
werp- discuswerpen | 249,8 | 893,5 | ||
speerwerpen | 190,2 | 711,3 |