Honing bestaat grotendeels uit vocht en suikers en voor een klein gedeelte uit
andere stoffen zoals enzymen en mineralen. De kwaliteit van honing hangt
onder andere af van de concentratie van het enzym diastase: hoe meer
diastase, hoe beter de kwaliteit van de honing. De concentratie van diastase in
honing wordt aangeduid met het diastase-getal.
Door het bewaren van honing gaat er diastase verloren en neemt dus het
diastase-getal af. De snelheid waarmee dat gebeurt, hangt af van de
temperatuur waarbij de honing wordt bewaard.
Een maat waarmee de afname van het diastase-getal kan worden weergegeven,
is de zogeheten halfwaardetijd. Dat is de tijd waarin het diastase-getal wordt
gehalveerd. In onderstaand figuur zie je deze halfwaardetijd uitgezet tegen de temperatuur
waarbij de honing wordt bewaard.
Het diastase-getal is bij de meeste soorten honing direct na winning niet hoger
dan 30. Als het diastase-getal lager is dan 8, mag de honing alleen nog maar als
bakkershoning verkocht worden.
Een bepaald type honing heeft bij winning diastase-getal 28. Deze honing wordt
gedurende 3 jaar bewaard bij een temperatuur van 25 °C. We gaan ervan uit dat
de afname van het diastase-getal exponentieel verloopt.
Laat met behulp van de grafiek in bovenstaand figuur zien dat deze honing na 3 jaar
bakkershoning is geworden.