De zeebeving van 11 maart 2011 met de daaropvolgende tsunami zorgde
voor grote problemen bij de kerncentrale Fukushima I. Om de reactoren te
koelen, werd zeewater in de reactoren gepompt. Dit water lekte,
radioactief geworden, weer terug in zee. Hierdoor raakte vis besmet met
radioactief jodium en moest de visvangst tijdelijk worden stopgezet.
Radioactief jodium verdwijnt volgens een exponentieel proces. De
halveringstijd van radioactief jodium is 8 dagen. Op 6 april 2011 gaven
metingen aan dat er 4800 keer de maximaal toegestane hoeveelheid
radioactief jodium in het zeewater aanwezig was. De maximaal
toegestane hoeveelheid radioactief jodium is 5 becquerel/liter.
Op het moment dat de maximaal toegestane hoeveelheid werd bereikt,
mocht er weer gevist worden. We gaan ervan uit dat er na 6 april 2011
geen nieuw radioactief jodium meer in zee lekte.
Bereken na hoeveel dagen er weer gevist mocht worden.