Voor een portefeuille met twee aandelen zouden we door middel van
differentiëren kunnen berekenen bij welke verdeling de standaardafwijking
zo klein mogelijk is. Bij een portefeuille met drie aandelen kan dat niet.
Daarvan geven we hier een voorbeeld. We voegen aan de aandelen A en
B nog een aandeel C toe. We veronderstellen weer dat hun
eenmaandsrendementen onderling onafhankelijk zijn.
Van A, B en C weten we verder nog het volgende:
tabel 4
aandeel | A | B | C |
gemiddelde eenmaandsrendement in procenten |
μA = 1,6 | μB = 1,1 | μC = 0,9 |
standaardafwijking van het gemiddelde eenmaandsrendement in procenten |
σA = 4,1 | σB = 5,8 | σC = 3,3 |
Bereken, met behulp van de tabel op de uitwerkbijlage, het verwachte eenmaandsrendement bij deze beleggingsportefeuille. Rond je antwoord af op twee decimalen.
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Overzicht formules