Deze kwartetactie wordt in een 6e klas bij wiskunde A besproken. Zoals in het
begin van de opgave vermeld wordt, heeft de eigenaar van de supermarktketen
ervoor gezorgd dat elk product op 16% van de kaarten afgebeeld is. De
leerlingen van de 6e klas vermoeden echter dat er te weinig kaarten met de
duurste producten zijn. Om hun vermoeden te onderzoeken, voeren ze een
hypothesetoets uit. Ze besluiten om bij te houden welke kaarten ze de komende
week krijgen. Na afloop van die week hebben ze in totaal 123 kaarten waarvan
51 kaarten met de drie duurste producten.
Tot welke conclusie komen ze op grond van hun hypothesetoets? Licht je
antwoord toe en neem daarbij een significantieniveau van 5%.