Een vervoerder transporteert vanuit een containerterminal in Duitsland wekelijks
minstens 1000 TEU naar Rotterdam. De vervoerder maakt gebruik van
goederentreinen en binnenvaartschepen. Een goederentrein vervoert 80 TEU en
een binnenvaartschip 50 TEU. De vervoerder heeft de beschikking over
15 binnenvaartschepen. Vanwege de lange reistijd op het traject
Duitsland–Rotterdam–Duitsland kunnen deze elk wekelijks één keer ingezet
worden. De vervoerder kan op maandag maximaal 3 goederentreinen laten
rijden. Op dinsdag tot en met vrijdag heeft hij de beschikking over maximaal
2 goederentreinen per dag. In het weekend maakt hij geen gebruik van het
spoor.
Stel dat hij per week g goederentreinen inzet en b binnenvaartschepen.
Dan gelden voor g en b de volgende vijf beperkende voorwaarden: g ≥ 0; b ≥ 0;
g ≤ 11; b ≤ 15 en 8g + 5b ≥ 100.
Laat zien hoe de voorwaarden g ≤ 11 en 8g + 5b ≥ 100 volgen uit de gegevens.