Elke speler heeft een scorekaart. Daarop wordt voor elk symbool de score, het
behaalde aantal punten, bijgehouden. Hoe de punten worden behaald doet hier
verder niet ter zake. In onderstaand figuur staan drie scorekaarten.
Bij Genius moet een speler proberen met alle symbolen zo veel mogelijk punten
te halen. De eindscore is het aantal punten van het symbool waarmee de speler
de minste punten heeft behaald. Winnaar is degene met de hoogste eindscore.
Als twee spelers dezelfde eindscore hebben, wordt gekeken naar de op een na
laagste score, enzovoort.
In bovenstaand figuur heeft speler A een eindscore van 10 punten en de spelers B en C
ieder 9 punten. Speler A wint dus van de spelers B en C. Speler C wint van
speler B omdat de op een na laagste score bij speler C 11 punten is en bij
speler B 10.
Op de scorekaarten is ook te zien dat voor elk symbool maximaal 18 punten
behaald kunnen worden.
Het spel werd gespeeld door vier spelers. De scorekaart van speler D is niet
afgebeeld. Wel weten we dat de gemiddelde score van speler D voor de zes
symbolen in dit spel precies 16 punten is.
Leg met een getallenvoorbeeld uit dat het mogelijk is dat speler D niet de
winnaar is.