Een wijnboer heeft op 1 januari 2001 een wijngaard gekocht die goed is voor een
jaarproductie van 400 hl wijn (1 hl = 1 hectoliter = 100 liter).
De wijnboer wil kwaliteitswijn produceren die lang houdbaar is. Na de oogst wordt de
nieuwe wijn twee jaar lang in eikenhouten vaten bewaard om te rijpen. Na die twee
jaar wordt de wijn gebotteld (in flessen gedaan). In de flessen rijpt de wijn nog verder,
waardoor de verkoopwaarde van de wijn toeneemt.
Als de wijnboer elk jaar direct al zijn gebottelde wijn verkoopt, dan kan hij niet van
deze waardevermeerdering profiteren.Maar als hij al zijn gebottelde wijn opslaat in
zijn wijnkelders, dan raken deze snel vol en heeft de wijnboer voorlopig geen
inkomsten.
De wijnboer besluit om jaarlijks een vast percentage van zijn totale voorraad
gebottelde wijn te verkopen. Hij verkoopt de wijn altijd aan het eind van het jaar
nadat de gebottelde wijn aan de voorraad is toegevoegd.
Als de wijnboer er bijvoorbeeld voor kiest om elk jaar 25% van zijn totale voorraad
gebottelde wijn te verkopen, dan ontwikkelt die voorraad zich de eerste jaren als in
de volgende tabel.
Voorraad bij verkoop van 25% van de gebottelde wijn per jaar
1 januari 2001 | 1 januari 2002 | 1 januari 2003 | 1 januari 2004 | 1 januari 2005 | 1 januari 2006 | |
Nieuwe wijn (hl) | 0 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
Eenjarige wijn (hl) | 0 | 0 | 400 | 400 | 400 | 400 |
Gebottelde wijn (hl) | 0 | 0 | 0 | 300 | 525 | 693,75 |