Eind juni 1991 telde men 205 ransuilen. Dat is minder dan volgens de bovenstaande groei
verwacht mocht worden. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat door ransuilen
gebruikte broedplaatsen (bestaande holtes in bomen en gebouwen) altijd slechts in beperkte
mate aanwezig zijn. Daardoor konden sommige vrouwtjes dat jaar geen broedplaats vinden.
Aanvankelijk dacht een onderzoeker het aantal ransuilen vanaf 1989 goed te kunnen
voorspellen met een model van de vorm:
R(t) = a - b · 0,6t
Hierbij is R(t) het aantal ransuilen in jaar t en t het aantal jaren na eind juni 1989.
Hij koos a en b zo dat de formule 178 ransuilen opleverde voor 1989 (t = 0) en
205 ransuilen voor 1991 (t = 2). Zo vond hij voor a de waarde 220,2 en voor b de
waarde 42,2.
Bereken de waarden van a en b afgerond op twee decimalen.