Honing bestaat grotendeels uit vocht en suikers en voor een klein gedeelte uit
andere stoffen zoals enzymen en mineralen. De kwaliteit van honing hangt
onder andere af van de concentratie van het enzym diastase: hoe meer
diastase, hoe beter de kwaliteit van de honing. De concentratie van diastase in
honing wordt aangeduid met het diastase-getal.
Door het bewaren van honing gaat er diastase verloren en neemt dus het
diastase-getal af. De snelheid waarmee dat gebeurt, hangt af van de
temperatuur waarbij de honing wordt bewaard.
Een maat waarmee de afname van het diastase-getal kan worden weergegeven,
is de zogeheten halfwaardetijd. Dat is de tijd waarin het diastase-getal wordt
gehalveerd. In onderstaand figuur zie je deze halfwaardetijd uitgezet tegen de temperatuur
waarbij de honing wordt bewaard.
Soms gaat honing versuikeren. Er ontstaan dan suikerkorrels op de bodem van
een pot honing. Versuikerde honing wordt weer vloeibaar door de honing te
verhitten.
In bovenstaand figuur zie je dat het diastase-getal gehalveerd wordt als honing 24 uur lang
op een temperatuur van 60 °C wordt gehouden.
Een partij honing met diastase-getal 27 wordt gedurende een bepaalde tijd op
een temperatuur van 60 °C gehouden. We gaan er nog steeds van uit dat de
afname van het diastase-getal exponentieel verloopt.
Bereken hoe lang het duurt totdat deze partij bakkershoning is geworden.