Bij de hierboven beschreven methode zijn alleen de aantallen in het eerste en laatste jaar
van de beschouwde periode van belang. De werkelijke groeipercentages voor elk jaar apart
spelen daarbij geen rol.
Een journalist meent dat het beter is om deze afzonderlijke groeipercentages wel te
berekenen, en daar het gemiddelde van te nemen. Hij neemt als voorbeeld de periode
1981-1989. Hij berekent de jaarlijkse groeipercentages in deze periode (dus van 1982 ten
opzichte van 1981 enzovoort). Deze zijn achtereenvolgens: 1,0; 0,0; 8,2; 8,5; 2,6; 13,6; 9,7;
4,8.
Het gemiddelde hiervan is: 1,0 0,0 8,2 8,5 2,6 13,6 9,7 4,8 / 8 = 6,05.
De journalist meent nu dat je de ontwikkeling tussen 1981 en 1989 goed kunt beschrijven met de aanname dat vanaf 1981 het aantal passagiers 8 jaar lang jaarlijks met 6,05% is
toegenomen. Maar als hij met deze aanname, uitgaande van 9,7 miljoen passagiers in 1981,
het aantal passagiers in 1989 berekent, komt hij niet precies uit op het werkelijke aantal,
zoals vermeld in de bijlage "Passagiersvervoer Schiphol".
Bereken hoe groot het verschil is tussen het door de journalist berekende aantal passagiers in 1989 en het werkelijke aantal.