We gaan nog even terug naar het onderzoek uit het begin van de opgave. Voor dit
onderzoek heeft men niet een aantal koffiezetapparaten gedurende hun hele levensduur
gevolgd. In plaats daarvan heeft men begin januari 1997 een enquête uitgevoerd onder
4000 huishoudens. Deze enquête heeft men precies een jaar later opnieuw uitgevoerd bij
dezelfde 4000 huishoudens. Beide keren werd gevraagd of men een koffiezetapparaat
gebruikte en zo ja, in welk kalenderjaar het was aangeschaft.
Op basis van de zo verkregen gegevens hebben de onderzoekers het model van figuur 1
opgesteld. Daarbij gingen ze ervan uit dat koffiezetapparaten uit verschillende jaren
gelijkwaardig zijn wat de levensduur betreft. Bovendien gingen ze ervan uit dat de
koffiezetapparaten uit elk kalenderjaar gelijkmatig gespreid over dat jaar zijn aangeschaft,
en dus aan het eind van het jaar van aanschaf gemiddeld een half jaar oud zijn.
Begin januari 1997 gebruikten 506 van de onderzochte huishoudens een koffiezetapparaat
dat in 1993 was aangeschaft. Begin januari 1998, een jaar later dus, bleek dat 125 van deze
apparaten inmiddels waren afgedankt.
Welke van de kansen uit figuur 1 kan uit deze gegevens worden afgeleid? Licht je antwoord
toe met een berekening van de betreffende kans.
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Aanschaf koffiezetapperaat