De onderzoekers hebben de 177 onderzochte werkwoorden ingedeeld in zes
klassen, gerangschikt naar het gebruik ervan. In klasse 1 zitten de twee meest
gebruikte werkwoorden, to be en to have, in klasse 6 de minst gebruikte.
In het Oudengels (rond 800 na Chr.) waren alle 177 werkwoorden onregelmatig,
in het Middelengels (rond 1200 na Chr.) waren er nog 145 onregelmatig en in
het hedendaagse Engels (rond 2000 na Chr.) nog 98.
Er zijn dus 79 werkwoorden regelmatig geworden.
Het aantal werkwoorden dat regelmatig is geworden, verschilt per klasse: de
twee onregelmatige werkwoorden van klasse 1 zijn nog steeds onregelmatig, die
van klasse 6 zijn bijna allemaal regelmatig geworden.
De onderzoekers gingen uit van exponentiële afname van het aantal
onregelmatige werkwoorden in de loop van de tijd. Omdat de afnamesnelheid
per klasse verschilt, heeft elke klasse een andere groeifactor. Voor elke klasse
kan de halveringstijd berekend worden: na deze tijd is volgens het model in deze
klasse nog de helft van de onregelmatige werkwoorden over; de andere helft is
regelmatig geworden.
In klasse 5 is het aantal onregelmatige werkwoorden afgenomen van 50 naar 14
in 1200 jaar tijd.
Bereken met behulp van deze gegevens de halveringstijd voor klasse 5. Rond je
antwoord af op honderden jaren.