Lees alinea 5 en 6.
Geef van elk van de volgende beweringen aan of deze juist is of onjuist.
1 De meeste Spanjaarden verzetten zich aanvankelijk tegen de
invoering van de euro.
2 Spanje heeft hulp van Europa gekregen voor de ontwikkeling van de
landbouw.
3 De Spaanse economie is verbeterd als gevolg van het Europese
lidmaatschap.
4 Spanje heeft de verdere ontwikkeling van de Europese Unie niet
belemmerd.
Schrijf het nummer van de bewering op gevolgd door ‘juist’ of ‘onjuist’.