terug
Vraag 15
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
(‘Ongebluste kalk’ is) CaO; (‘gebluste kalk’ is) Ca(OH)2 en (‘kalksteen’ is) CaCO3. Wanneer CaCO3 met zuur reageert, ontstaat CO2. Volgens het artikel heeft kalk geen gunstig effect op de CO2-vastlegging. Dus wordt bij het bekalken CaCO3 gebruikt.
- drie juiste formules, 2 punten
- wanneer CaCO3 met zuur reageert, ontstaat CO2 , 1 punt
- volgens het artikel heeft kalk geen gunstig effect op de CO2-vastlegging en conclusie, 1 punt
Indien in een overigens juist antwoord twee van de drie formules juist zijn, 3 punten
Indien in een overigens juist antwoord één van de drie formules juist is, 2 punten
Opmerking
Wanneer een antwoord is gegeven als: „‘Ongebluste kalk’ is CaO; ‘gebluste kalk’ is Ca(OH)2 en ‘kalksteen’ is CaCO3. CaO en Ca(OH)2 kunnen beide CO2 binden (en CaCO3 niet). Volgens het artikel heeft kalk geen gunstig effect op de CO2-vastlegging. Dus (worden bij het bekalken deze stoffen niet gebruikt, maar) wordt bij het bekalken CaCO3 gebruikt.” dit goed rekenen.