Lees eerst de tekst in de bijlage.
Er is veel historisch interessant beeldmateriaal vastgelegd op nitraatfilms, dus is
het belangrijk om die oude films goed te conserveren. Een probleem bij
nitraatfilms is dat bij langdurige opslag de beelden kunnen vervagen. Dat komt
doordat cellulosenitraat kan hydrolyseren. Bij deze hydrolyse worden de ONO2
groepen omgezet tot OH groepen waarbij tevens salpeterzuur ontstaat. De
hydrolyseproducten diffunderen langzaam door het dragermateriaal en kunnen
in contact komen met de beeldlaag. Op de beeldlaag bevindt zich metallisch
zilver dat de zwarting op de film veroorzaakt. Door reactie van één van de
hydrolyseproducten van cellulosenitraat met het metallisch zilver vervagen de
beelden.
Halverwege de vorige eeuw is men overgestapt op het gebruik van zogenoemde
acetaatfilms. Hierin is cellulose-acetaat (cellulose-ethanoaat) het
dragermateriaal. In cellulose-acetaat zijn de OH groepen van het cellulose
veresterd met azijnzuur (ethaanzuur). Cellulose-acetaat is veel minder
brandbaar dan cellulosenitraat. Bij langdurige opslag van films met
cellulose-acetaat als dragermateriaal (‘acetaatfilms’) kan ook hydrolyse optreden
van het cellulose-acetaat, maar dat leidt niet tot vervaging van de beelden op de
film.
Leg uit waarom nitraatfilms wel vervagen bij langdurige opslag en acetaatfilms
niet. Vermeld in je uitleg het type reactie dat optreedt bij de vervaging van de
nitraatfilms.