terug
Vraag 4
Volgens de normen van de Europese Unie mag absint maximaal 35 mg thujon
(α en β samen) per kg bevatten.
De Voedsel en Waren Autoriteit controleert het gehalte thujon in absint. Tijdens
de bepaling van dat gehalte wordt een mengsel eerst gescheiden, waarna de
afzonderlijke stoffen langs een detector worden gevoerd. Het signaal dat de
detector daarbij afgeeft, wordt als een getal op een display weergegeven.
De bepaling gaat als volgt:
- Er wordt een standaardoplossing gemaakt van α-thujon, β-thujon en een
referentiestof A. De concentraties van deze stoffen zijn bekend.
- Dit mengsel wordt in een gaschromatograaf geanalyseerd. Hierbij worden de
oppervlaktes van de pieken in het chromatogram gemeten (bepaling 1).
- Vervolgens wordt een mengsel gemaakt van absint en stof A. De
concentratie van stof A hierin is even groot als in de standaardoplossing.
- Dit mengsel van absint en stof A wordt ook in de gaschromatograaf
geanalyseerd, en de oppervlaktes van de pieken in het chromatogram
worden gemeten (bepaling 2).
Uit de gemeten piekoppervlaktes kunnen de gehaltes α-thujon en β-thujon in
absint worden berekend.
In onderstaande tabel zijn de piekoppervlaktes (zonder eenheid) vermeld van
α-thujon en stof A die bij zo’n bepaling zijn gemeten.
|
piekoppervlakte α-thujon |
piekoppervlakte stof A |
bepaling 1 (standaardmengsel) |
27025 |
23181 |
bepaling 2 (absint) |
7927 |
3776 |
Bereken de concentratie, in mol L–¹, van α-thujon in de onderzochte absint. Ga
ervan uit dat door het toevoegen van stof A aan de absint het volume niet
toeneemt en dat tijdens de bepaling stof A niet met andere stoffen reageert.
Gebruik bovenstaande gegevens en het gegeven dat in de standaardoplossing
de concentratie van α-thujon gelijk is aan 1,36·10– 5 mol L–1.