Contactlenzen worden tegenwoordig meestal van een soepele, zachte kunststof gemaakt.
Bij het vervaardigen van zachte contactlenzen kan men een aantal stappen onderscheiden.
Allereerst wordt uit een mengsel van monomeren door additiepolymerisatie een
zogenoemd netwerkpolymeer gevormd. Hierbij ontstaan geen andere stoffen.
Het ontstane netwerkpolymeer heeft een structuur met veel dwarsverbindingen. Het is
een hard, watervrij product. Een stukje van zo’n polymeer (polymeer A) is hieronder
(figuur 1) schematisch weergegeven.
Er zijn verschillende methodes om een voorwerp te maken van een synthetisch polymeer.
Twee van deze methodes zijn hieronder beschreven.
Methode 1
Men maakt eerst het polymeer in korrelvorm. Daarna wordt het polymeer vloeibaar
gemaakt, waarna het voorwerp wordt gemaakt door het vloeibare polymeer in een mal te
spuiten.
Methode 2
Men brengt het mengsel van monomeren in een mal. Daarna brengt men de
polymerisatie op gang. Na afloop van de reactie is het voorwerp in de mal ontstaan.
Eén van deze methodes is niet geschikt om een voorwerp van polymeer A te maken.
Leg uit welke methode niet geschikt is.