Het netwerkpolymeer heeft een zodanige hardheid dat door slijpen en polijsten een lens
met de juiste vorm gemaakt kan worden.
Na het slijpen en polijsten van de lens wordt het polymeer van de lens tenslotte omgezet
in een netwerkpolymeer dat minder dwarsverbindingen heeft (polymeer B). Hierdoor
krijgt de lens de gewenste soepelheid. Een stukje van polymeer B is hieronder
schematisch weergegeven (figuur 4).
Polymeer B moet tevens zodanig zijn opgebouwd dat het vrije OH groepen bevat, zodat
het water kan binden. Daartoe wordt polymeer A omgezet in polymeer B door de lens in
een basische oplossing te leggen. Er treedt een verzepingsreactie op van de estergroepen
in polymeer A. Als voldoende estergroepen zijn verzeept, wordt een overmaat zuur aan
het reactiemengsel toegevoegd; de verzeping stopt dan. Er is uiteindelijk een mengsel
ontstaan van een zure oplossing en vast polymeer B. In de zure oplossing bevinden zich
drie opgeloste koolstofverbindingen. Deze drie koolstofverbindingen worden door
spoelen verwijderd.
Geef de structuurformules van deze drie koolstofverbindingen.