Het glucosegehalte van bloed (de bloedsuikerspiegel) heeft meestal een waarde rond
5 mmol L-1. Door lichamelijke inspanning daalt de bloedsuikerspiegel. Wanneer de
bloedsuikerspiegel te ver daalt (onder 3 mmol L-1), heeft dat gevolgen voor het
functioneren van het lichaam: je gaat trillen, wordt duizelig en in extreme gevallen kun je
flauwvallen.
Om het glucosegehalte op peil te houden, gebruiken sporters wel eens een zogenoemde
sportdrank. Sportdranken zijn oplossingen van voornamelijk koolhydraten in water. Eén van
die koolhydraten is druivensuiker (glucose) dat snel in het bloed wordt opgenomen.
Een volwassen man met een bloedvolume van 6,0 L drinkt een flesje sportdrank leeg.
Volgens de gegevens van de producent bevat zo’n flesje 330 mL sportdrank; per 100 mL is
daarin 1,44 g druivensuiker opgelost.
Bereken hoeveel de bloedsuikerspiegel van deze man toeneemt (in mmol L-1). Neem aan
dat tijdens het drinken van de sportdrank geen glucose wordt omgezet en dat het
bloedvolume 6,0 L blijft.