Door de aanwezigheid van opgeloste zuren heeft wijn een pH die tussen 2,9 en 3,9 ligt.
Ondanks deze lage pH vinden veel mensen de smaak van wijn niet onaangenaam.
In een aangebroken fles wijn wordt dikwijls in de loop van enkele dagen een deel van de
alcohol door reactie met zuurstof omgezet tot azijnzuur. Dit gebeurt onder invloed van een
bepaalde soort bacteriën. Deze bacteriën zijn alleen werkzaam als de zuurstofconcentratie
in de wijn boven een grenswaarde uitkomt. De aanwezigheid van azijnzuur in wijn zorgt
voor een onaangename smaak.
Bij een geopende fles wijn duurt het enkele uren voordat de zuurstof die in de wijn oplost
en de zuurstof in de lucht boven de wijn met elkaar in evenwicht zijn. Vanaf dat moment
geldt:
O2 (wijn) → ← O2 (lucht) met: [O2 (wijn)]/[O2 (lucht)] = K
Bij 20 °C geldt voor de waarde van de evenwichtsconstante K = 29.
Een fles wijn met een inhoud van 720 mL wordt ontkurkt. Op dat moment bevat de wijn
nog geen opgeloste zuurstof. Er wordt wijn uitgeschonken, in de fles blijft 360 mL wijn
achter. De fles wordt niet afgesloten.
Bereken het aantal mg zuurstof dat na enkele uren, als het evenwicht zich heeft ingesteld,
aanwezig is in de 360 mL wijn in de fles. Het molair volume van een gas is bij de heersende
temperatuur (20 °C) en druk (1,0 bar) 24 dm3 mo-1. Lucht bevat 21 volumeprocent
zuurstof.