De toename van de hoeveelheid koolstofdioxide door de jaren heen wordt voor een groot
deel veroorzaakt door de verbranding van fossiele brandstoffen (steenkool, aardolie,
aardgas) om energie op te wekken. Bij de verbranding van waterstof ontstaat geen
koolstofdioxide. Daarom is waterstof een aantrekkelijk alternatief om als brandstof gebruikt
te worden, vooral wanneer die waterstof uit biomateriaal is ontstaan. Daarom onderzoekt
men de productie van waterstof uit biomateriaal. Bij dit onderzoek wordt als biomateriaal
een oplossing van glucose (C6H12O6) gebruikt. Daarbij worden twee reactoren gebruikt. In
reactor 1 worden glucose en water omgezet tot azijnzuur (CH3COOH), koolstofdioxide en
waterstofgas. Deze reactie verloopt onder invloed van speciaal geselecteerde bacteriën.
De hoeveelheid glucose die wordt omgezet in reactor 1 en de hoeveelheid waterstof die
daarbij ontstaat, zijn nauwkeurig gemeten. De resultaten staan in figuur 2. Het blijkt dat de
molverhouding tussen de omgezette glucose en de gevormde waterstof uiteindelijk 1 : 4 is.
Leid uit figuur 2 af dat de molverhouding tussen de omgezette glucose en de gevormde
waterstof uiteindelijk 1 : 4 is.