Background image

terug

Vraag 13

In de uitgeademde lucht zijn na toevoeging van de H3O+ ionen ook ionen met de formule H3O+(H2O)2(HDO) aanwezig. Het gehalte H3O+(H2O)2(HDO) kan worden gemeten. Bij een patiënt van wie de hoeveelheid lichaamswater op bovengenoemde manier wordt bepaald, is het gehalte H3O+(H2O)2(HDO) in de uitgeademde lucht verhoogd. Uit de factor waarmee het gehalte H3O+(H2O)2(HDO) is verhoogd door het innemen van 22 g D2O, kan men de toename berekenen van het aantal mol HDO per liter lichaamswater. Bij zo’n bepaling is van een patiënt van 65 kg, twee uur na de inname van 22 g D2O, het gehalte H3O+(H2O)2(HDO) in de uitgeademde lucht 4,4 keer zo groot geworden. Dat betekent dat het aantal mol HDO per liter lichaamswater ook 4,4 keer zo groot is geworden.

Bereken het massapercentage lichaamswater van de patiënt van 65 kg. De dichtheid van lichaamswater bij 37 oC is 0,993 kg dm-3. Ga ervan uit dat:

  • de hoeveelheid HDO die het lichaam verlaat gedurende de twee uur die het onderzoek duurt te verwaarlozen is;
  • de concentratie HDO in normaal lichaamswater bij 37 oC 0,017 mol L-1 is.