Winkelen als tijdverdrijf getuigt dan misschien van consumptiezucht in zijn meest naakte
vorm, maar wie ben ik om er zo op af te geven? Ik groeide op in de jaren zestig en kreeg
zowel een tik mee van het toen nog volop aanwezige maatschappelijk calvinisme, alsook
van de anti-consumptie-mentaliteit van het hippiedom. Ik geef niets om het najagen van
materiële verworvenheden als dure kleren en auto’s, perfecte woninginrichting en snorkelvakanties. Ik ben meer geïnteresseerd in laten we zeggen geestelijke waarden: boeken, kunst, wetenschap. Dit maakt mij tot een elitarist, die zich al snel verheven acht boven het volk dat dommig in pretparken rondzwiert. Naar: Beatrijs Ritsema, fragment uit De grote verveling gepubliceerd in Ons Erfdeel nr. 3 mei-juni 1998, pagina 323–324 |
De zondag, lange tijd een stijve, opgeprikte dag, beheerst door vormelijkheden, is volgelopen met hedonisme, maar er blijft iets wringen. Alsof de bedding van deze dag niet correspondeert met de inhoud ervan. Het plezier dat op zondag wordt nagejaagd heeft
nooit die onbekommerde kwaliteit van zaterdagse genoegens. Dit is het nadeel van de ontkerkelijking die zo’n dertig jaar geleden inzette: een de-
structurering van het dagelijks leven. Het wegvallen van verplichtingen leidde tot grotere vrijheid en grotere vrijheid brengt altijd meer verveling met zich mee.
Verveling is een verderfelijke geestesgesteldheid. Het merkwaardige is dat iemand
die zich verveelt nooit eens die gelegenheid aangrijpt om de keukenkastjes te gaan soppen
of zijn oude kleren te sorteren, zodat er het een en ander naar het Leger des Heils kan en er weer wat ruimte in de kast komt. Ook gaat hij geen gedicht schrijven of een mooie
tekening maken. Nee, iemand die zich verveelt, zoekt ’iets leuks’ om te doen. Hij gaat bijvoorbeeld nieuwe kleren kopen of zoekt een andere vorm van passief vermaak op. Hoe meer verveling, hoe normoverschrijdender het hedonisme. Naar: Beatrijs Ritsema, fragment uit De grote verveling gepubliceerd in Ons Erfdeel nr. 3 mei-juni 1998, pagina 325 |