Ook de historicus Thomas von der Dunk leverde in september 2001 een bijdrage aan de
gedachtewisseling over de oprichting van een monument. Uit zijn artikel ‘Nazaten van
slaven kopen niets voor spijt’ komt het volgende fragment:
Zeker voor zover zij in Nederland wonen, zijn de nazaten van de uit Afrika ontvoerde slaven
vandaag de dag beter af. Het moge zeer wrang klinken – causaliteitsverbanden zijn in de
geschiedenis evenwel vaak zeer wrang – maar wat hun materiële positie aangaat, profiteren
zij nu, als inwoners van een westerse welvaartsstaat, van het leed dat hun voorouders
indertijd door de Nederlandse slavenhandelaren is aangedaan. In het tegenovergestelde
geval woonden zij nu immers in kommervolle omstandigheden, nog voor het merendeel
ergens in Afrika. Bij alle reden die zij hebben om zich over hedendaagse discriminatie die
zij als burgers van Nederland ondervinden, te beklagen – dat burgerschap als zodanig kan,
gezien het meest waarschijnlijke alternatief, in hun geval geen reden voor een klacht zijn.
De vraag wie die ‘wij’ zijn die het monument oprichten is volgens Van Tongeren klemmend
(zie regels 49-50).
Citeer de zin uit alinea 13 die aansluit bij de opvatting van Von der Dunk, zoals in bovenstaand citaat is weergegeven.