terug
Vraag 8
Kies voor de volgende alinea’s telkens één van de volgende functiewoorden: doel, gevolg,
middel, onderbouwing, probleemstelling, samenvatting, tegenstelling, voorwaarde.
Welke functie heeft alinea 5 binnen het tekstgedeelte van alinea 3 tot en met 6?