Alinea’s hebben een bepaalde functie in relatie tot elkaar die aangegeven kan
worden met onder meer de volgende functiewoorden: conclusie, constatering,
inleiding, oorzaak, samenvatting, tegenstelling, uitwerking, verklaring, voorbeeld
en voorbehoud.
Welke twee functies heeft alinea 14 in relatie tot alinea 13? Kies als antwoord
twee van de bovenstaande functiewoorden.
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Wie de beschaving terug wil, moet weer leren balanceren